De telefoon trilt tussen mijn borsten. Vieze handen! Met twee vingers vis ik de telefoon uit mijn BH. Ik frummel het onding tussen mijn schouder en hoofd en met de andere hand roer ik in de soep. Door het lawaai van de afzuigkap en het spetteren van het bradende vlees, kan ik nog net horen dat het Corneel is maar ik snap niet waar het over gaat. Ik stap achteruit. Met een hoofdknik en het overhandigen van de houten lepel, dirigeer ik Theo naar het fornuis om het koken over te nemen. “De politie is hier en ze willen me opsluiten”; roept Corneel in mijn oor. Onbekende stemmen op de achtergrond, gerommel, “nee, nee”, gehuil, even stilte en dan; “Brigadier Klaasen, regiopolitie oost, wie heb ik aan de lijn”? Ik leg uit dat ik een oude buurvrouw ben en regelmatig Corneel bezoek. “Geen familie, dus. Bent u dan zijn mentor”? “Nee, dat ben ik ook niet” antwoord ik. Ik vertel niet dat Corneel dat graag wilde, maar dat zijn enige familielid en zaakwaarnemer, die op een paar honderd kilometer afstand woont, daar een stokje voor stak. “Dan ben ik niet bevoegd om met u over meneer te spreken. Het spijt me, ik moet nu ophangen voordat de zaak hier verder uit de hand loopt”. Ik neem een gok. “Agent, de man voor u heet Corneel. Als u nu tegen hem zegt dat Minke binnen vijf minuten bij hem is en u samen met hem op mij zult wachten, voorspel ik u dat hij onmiddellijk rustig zal worden. U wilt toch niet een hoog bejaarde man onder dwang afvoeren”? Een zucht en dan even stilte. “U kunt het toch proberen?” “Ik ben brigadier, maar oké, ik zal het hem zeggen”. Ik hoor dat Corneel rustiger wordt op het moment dat de boodschap bij hem binnenkomt. Even later vertelt de brigadier me waar ik moet zijn. “U heeft vijf minuten”! Dan is de verbinding verbroken. “Ik moet nu weg en ik weet niet wanneer ik terug ben” roep ik naar Theo, terwijl ik mijn jas aantrek. Ik ga nog wel nog even langs tante Tonia. Wij vieren het 85ste verjaardagsfeest van mijn vader en tante Tonia is eregast. Alles kraakt en piept aan het lijf van mijn krasse 88 jarige tante, behalve haar verstand, haar humor en haar stem. Ze komt, ze zit en ze heerst. Vanuit haar troon geniet ze zichtbaar van alle familieleden die ze naar believen aanspreekt als bedienden of praatpaal. “Ga maar lieverd, ik zit hier lekker en laat me graag door je man bedienen. Theo, jongen, kom eens lekker bij me zitten”. Met één opmerking snijdt ze mij los en annexeert ze mijn man. Aangespoord door zijn venijnige blik verlaat ik haastig het pand.
Buiten adem tref ik zes minuten later Corneel en twee agenten aan in het plaatselijke café/restaurant. Corneel had hier met een borreltje de 86ste verjaardag van zijn vrouw willen vieren. Voor het eerst in 58 jaar zijn ze op haar verjaardag van elkaar gescheiden, omdat zij een maand geleden met plotselinge dementie verschijnselen opgenomen werd in de gesloten afdeling van een psychiatrische inrichting. Ik had nog geprobeerd om een bezoek voor vandaag te regelen, maar dat kon niet. “Ze zit nog in de observatieperiode”?! De verpleging van het huis waar Corneel, vanwege zijn slechtziendheid en gebrekkige zelfredzaamheid, tijdelijk was opgenomen, had hem verboden naar het café/restaurant te gaan. Daar konden ze de verantwoordelijkheid niet voor nemen! Daarop was hij als weldenkend mens en oud directeur van een bank verschrikkelijk kwaad naar zijn kamer gegaan om vervolgens op een onbewaakt moment de deur uit te glippen, die openging voor een binnenkomende bezoeker. Toen zijn ongeoorloofde afwezigheid twee uur later werd opgemerkt, werd de politie ingeschakeld. Opsporing is geen taak voor de verpleging. Nu Corneel helemaal tot rust is gekomen, vertelt hij zelf zijn verhaal aan de agenten. We vieren toch nog een beetje de verjaardag van zijn vrouw en nemen er een borreltje bij. De agenten houden het op een kopje koffie. Ze horen zijn verhaal met stijgende verbazing aan en bij het afscheid vertrouwen ze hem aan mij toe. Tik, stap, tik, stap, tik, stap, klinkt het traag en onregelmatig op de keitjes. Bij de wandeling steunt hij afwisselend op zijn stok en op mij. Na tien minuten zoeft de deur van het verzorgingshuis open. Naar binnen is makkelijker dan naar buiten. Op ons uitdagende “goedemiddag” volgt een ijzig zwijgen. Op zijn kamer zet ik een potje thee en praat Corneel de emoties van de dag van zich af. Ik heb eindelijk zijn vrouw aan de telefoon, als de deur open zwaait en de zuster van de avonddienst onaangekondigd binnenkomt. “Hoe gaat het met ons” roept ze net iets te hard. “Kom vooral binnen, zuster. Met mij gaat het slecht in dit concentratiekamp. Hoe gaat het met u?” antwoordt Corneel ad rem. “Kom, kom, niet zo lelijk doen, u heeft nu toch bezoek? Zullen we afspreken dat u in mijn dienst niet wegloopt? Dan zorg ik vanavond extra goed voor u”. Corneel’s aanvankelijke luchtigheid verdicht zich tot een donderwolk. Met een verbeten blik grijpt hij naar zijn stok. Haastig ga ik tussen hen instaan. Ik geef Corneel de telefoon en neem de zuster mee naar de gang. Een paar bewogen uurtjes later is iedereen weer tot rust gekomen en kan ik terug naar het feest van mijn vader. Op het moment dat tante Tonia me ziet stuurt ze Theo met een kwinkslag weg om wat eten voor mij te halen. Zachtjes aan mijn mouw trekkend, zorgt ze ervoor dat ik naast haar ga zitten. In het eiland dat ze om ons heen bouwt in dit feestgedruis en met een arm om mijn schouder, laat ze mij in een stortvloed van woorden en tranen het verhaal van onmacht en onrecht vertellen. Ergens wordt mij een bord eten in de hand geduwd en als ik eindelijk een eerste hap neem, buigt ze zich samenzweerderig over naar mij. De zee om ons eiland wordt een oceaan. Haar hand gaat naar haar bloesje en ze trekt de linker kraag naar beneden. “Kijk”, zegt ze dwingend, “het idee begon als een dolletje, maar aan het eind van mijn leven zullen die in witte uniformen gehulde kraaien geen grappen met mij uithalen. Ik heb mijn maatregelen genomen”.
Een beetje gegeneerd kijk ik naar de rimpelige huid van mijn anders zo preutse tante. Vlak boven haar linker borst staat een verse tatoeage met haar persoonlijk oordeel over de menselijke maat van onze verzorgingsstaat;
niet reanimeren.
Wat een heerlijk snel lezend, hilarisch maar zeker ook heel triest verhaal! dank!