Een mooi gesprek (in memoriam)

Vanavond heb ik met jou het mooiste gesprek dat we ooit hebben gevoerd. En jij zegt geen woord. Je zwoegende adem vermengt zich met de energie van komende en gaande mensen. Ik kom afscheid van je nemen en me voorbereiden op mijn eigen nog onaangekondigde dood. Jij helpt mij daarmee. Zelf ben je er al helemaal klaar voor. Bij iedere zevende ademtocht schuurt het leven langs je stembanden en die echo van je levende stem brengt zelfs het achtergrond gefluister tot zwijgen. Tot je volgende levensreflex hou ik ook mijn adem in en is er ruimte voor het alomvattende niets. Voor mij beangstigend, voor jou aantrekkelijk. Je geeft me nog even de tijd en ademt door. Zo heb ik je ook leren kennen. Een nuchtere West Fries met een opvallend warm hart. Ik hoor het je woordeloos zeggen; “Ben jij nog niet klaar voor mijn dood? Nou dan wacht ik toch nog effekes”. Tot een jaar geleden, werkte je vol passie met geestelijk gehandicapte mensen. In je vrije tijd masseerde je ook daarna hun verkrampte lichamen liefdevol terug naar onze wereld. Vandaag zijn die handen daar niet meer toe in staat, maar masseert je ziel mij terug naar mijn leven. Naar de woorden die zo kenmerkend zijn voor mij en mijn familie, waar jij zo stilletjes jouw plek veroverd hebt. Naar mijn vrouw die in woordeloos begrip, aan de andere kant van jouw bed, samen met mij jouw benen vasthoudt. Naar mijn zus, die je later in jouw leven ontmoette en waarmee je oud had willen worden.

Soms schieten je wenkbrauwen omhoog alsof je me wilt vragen; “Is het zo genoeg”? Ja Meindert, het is niet aan mij om dat te zeggen, maar je mag gaan. Je hebt genoeg voor de wereld om je heen gezorgd. Dank je wel. Nee, sta niet op, we komen er zelf wel uit.

We zijn opgestaan en hebben afscheid van jou en je geliefden genomen. Het huis was al rustiger en door ons vertrek vergroten we de ruimte voor je laatste afscheid. In de auto neuriën we het Panis Angelicus. Je hebt me een paar weken geleden gevraagd dat stuk  op je begrafenis te zingen. Verlost van je aardse beperkingen, mag ik straks jouw stem laten klinken. Ik ben blij dat met mijn vrouw, mijn broer en een vriendin van jou te mogen doen. We zullen elkaar nodig hebben om de rijkdom van jouw leven te bezingen.

En terwijl wij zingen eet jij jouw engelenbrood, Panis Angelicus. Met dat beeld steun je woordeloos mijn leven totdat ook mijn tijd zal komen.

Nooit meer ’s morgens pap en ’s avonds ijs

Uit de verte hoor ik een wekalarm af gaan. Lui reik ik naast mijn bed naar mijn mobiele telefoon. Mijn arm zwaait in het luchtledige. Geen nachtkastje? Geholpen door mijn stijve rug door een veel te harde bedbank, schiet het me te binnen. Ik ben niet thuis en dit is niet het geluid van mijn wekalarm. Boven op het zoldertje kraakt een bed. Lees verder

En langs het tuinpad van mijn vader (in memoriam)

Mijn schoenen verdwijnen in het tapijt als ik door de huiskamer naar jouw kantoor loop. De zware lucht van teveel bloemen slaat op mijn gemoed. Ik dacht dat je allang weg was, maar daar lig je weer pap. Bleek als was, maar zo herkenbaar. Veel mooier dan ik me je herinner. Je had er niet zo uit mogen zien na zo’n zware strijd. Jouw lijden, het onrecht, de pijn, jouw eenzaamheid, jouw onafgemaakte werk, dat had ik hier willen zien. Die aanklacht had op jouw gezicht moeten staan. Voor iedereen te zien, eindelijk. Lees verder

Geen dolletje

De telefoon trilt tussen mijn borsten. Vieze handen! Met twee vingers vis ik de telefoon uit mijn BH. Ik frummel het onding tussen mijn schouder en hoofd en met de andere hand roer ik in de soep. Door het lawaai van de afzuigkap en het spetteren van het bradende vlees, kan ik nog net horen dat het Corneel is maar ik snap niet waar het over gaat. Ik stap achteruit. Met een hoofdknik en het overhandigen van de houten lepel, dirigeer ik Theo naar het fornuis om het koken over te nemen. “De politie is hier en ze willen me opsluiten”; roept Corneel in mijn oor. Onbekende stemmen op de achtergrond, gerommel, “nee, nee”, gehuil, even stilte en dan; “Brigadier Klaasen, regiopolitie oost, wie heb ik aan de lijn”? Lees verder

Sodom en Gomorra

De laatste klanken van het lied maken plaats voor kamervullende ruis. In gedachten hang ik in de bank en kijk vanuit mijn tochtige erker naar de verroeste fietsen op de vuilnisboot, die door onze gracht vaart. Met een scherpe klik glijdt de arm van de pick-up in de laatste groef van de plaat. Geconditioneerd schiet ik overeind. Nog voor de arm helemaal terug is in de ruststand, zet ik de naald voorzichtig terug op de plaat. Zo gaat dat sinds ik drie dagen geleden deze plaat kreeg. Gelukkig is Monique een week intern voor haar eerste bevallingsweek in het opleidingsziekenhuis en heb ik even het rijk alleen. Ik draai het volume verder open, tot vlak voor het vervormingpunt. Maandag, eind van de ochtend, dat kan net in dit typisch Amsterdamse buurtje. Morgen begin ik mijn omstreden avontuur met Amsterdamse  criminele jongeren en vandaag zing ik de spanning uit mijn lijf op het openingsnummer Short People van de LP Little criminals van Randy Newman. Lees verder

Drie grappen met twee staartjes

De blonde krullen van mijn kereltje dansen om zijn hoofd als hij met grote mensen stappen de podiumtrap bedwingt. Parmantig loopt hij naar de lichtvlek midden op het toneel. Als het licht zijn krullen in een stralende aura omtovert, veranderd mijn achtjarige Sammy in iets wat het midden houdt tussen een cherubijntje en een engel. Dapper kijkt hij de zaal in. Lees verder

Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan.

Dwars door de mensenmassa registreren de haren op mijn benen de keiharde punkrock van de Sekspistols. Ik sta in de Grollstent op Lowlands 2008 en voel me tussen de jonkies net zo achterhaald als Johnny Rotten, de leadzanger. Bijna drie kwartier te laat, zijn ogen opengesperd door de pillen, zijn stem aangetast door de drank brult hij de massa toe; “say no to drugs”. Lees verder

Zwaar weer op komst

De regen slaat op mijn voorruit en de wind rukt aan mijn auto. Gister zeiden we nog gekscherend tegen elkaar dat we vandaag buiten mochten spelen. Dat is nu niet meer zo’n aanlokkelijk vooruitzicht. Even later schik ik op van het piepende geluid van ruitenwissers op een droge voorruit. Aan de andere kant van de IJssel is het droog en in de verte zie ik dat er wat blauwe plekken tussen de donkere wolken zichtbaar zijn! Als ik een uurtje later, een beetje zoekend, het erf op van een oude Drentse boerderij opdraai, schijnt de zon. Eric is er al, ik zie zijn auto staan op het gras voor de schuur, naast de trailer met de kano’s. We gaan met ons directieteam een dagje uit; fietsen, kanoën en aansluitend eten met onze partners. Als ik uitstap rukt de wind aan het portier.

Lees verder

Een Zeeuws Toetje (in memoriam)

Ik blijf expres lang zitten. “Poep je niet, dan rust je toch”.

Ik hoor het mijn broers nog zeggen. Humor uit de bouw. Iedereen lacht behalve de man waar het over gaat. Zo verwelkom je een collega bouwvakker op de steiger, als hij even zijn snor lijkt te drukken. Op de steiger heerste dezelfde cynische humor die wij als broers en zussen met elkaar uitwisselden. Ook thuis lachte het doelwit van de grap nooit tenzij hij of zij met een meesterlijke tegenzet de lachers van je weg kaapte.   Lees verder

De Koning is dood, leve de Koning

“Na mijn vader ben ik de enige echte directeur in dit gezin”. De woorden ontglipten me nog voordat ik me van de gedachte bewust was. Drie van mijn vier broers volgden mijn vader op in het door hem opgerichte familiebedrijf. De jongste van de drie begraaft vandaag zijn vrouw en het familiebedrijf is verkocht.

Lees verder